Mobiel horen
Met een blik vol spanning kijkt hij door het raam van mijn kantoor. Zou ze er weer zijn? Gaan we weer verder met praten? Na zoveel weken vakantietijd?
De blik van spanning verandert in die van opluchting en blijdschap. “JA!” straalt het van zijn gezicht af. ‘Hoera” juichen zijn armen. “dichterbij” zegt zijn lichaam, omgezet in motorische impuls en daar staat hij, pal voor mijn raam, breed glimlachend.
Ik ben aan de telefoon. De mobiele telefoon, die – omdat de telefoon aan mijn oor niet prettig aanvoelt voor mijn hoofd – via een oortje verbinding met me heeft. Ik zwaai even, gebaar dat ik aan de telefoon ben en praat verder. Ik ben aan het werk.
De volgende fase begint: … klopklop op het raam. Ik kijk op en hij wil me wat vertellen. De armen stellen een vraag…”wat?” en de vingers geven tikkend op de pols aan “wanneer?”. De stem zegt ‘donnedah’, donderdag de dag die houvast voor hem heeft gegeven voordat de vakantieperiode begon. Mijn antwoord ‘woensdagmorgen’ komt niet aan, begrijpt hij niet, dus is het donderdag. Ik knik en zeg ‘ja, dat is goed’, door het open raam, steek mijn duim op. Ik maak een aantekening dat ik zijn begeleiders nog even moet vragen de juiste dag in zijn pictogenda aan te merken en dit met hem te bespreken. Dan maak ik een zwaaigebaar als afscheid. Ik moet weer aan het werk.
Hij lacht, is tevreden, het is weer bekend, het klopt allemaal weer.
Nog even komt hij terug lopen… klopt weer op het raam. Ik kijk weer op en zie hem vertellen. In gebaren zegt hij me dat praten door het raam niet netjes is met telefoon aan je oor!
Reactie plaatsen
Reacties